Waterstofauto’s komen steeds meer op de markt. Ze zijn nog duur, maar hun actieradius is groot en de uitstoot is nihil. Daarmee heeft deze vorm van mobiliteit grote potentie omdat het bijdraagt een schonere leefomgeving.
Lastig is evenwel dat deze auto’s hun specifieke brandstof, dus waterstof, moeten kunnen tanken. Dat was lange tijd met veel mitsen en maren omgeven, maar inmiddels zijn ook daar prima oplossingen voor beschikbaar. De risico’s van waterstof zijn beperkt; anders dan bij benzine of diesel maar zeker niet groter. Bovendien zijn de veiligheidsnormen vastgesteld en zijn die in de wereld van de mobiliteit aanvaard, en zelfs logisch bevonden. Kortom, veilige tankstations voor waterstofauto’s zijn mogelijk. Alleen… ze zijn er nog niet.
Hier begint het kip-en-ei probleem van de waterstofmobiliteit: geen tankstations want er zijn geen waterstofauto’s, en geen auto’s want die kunnen nergens tanken. Onderzoek heeft uitgewezen dat er minimaal honderd waterstofauto’s nodig zijn die regelmatig bij een tankstation komen, om dat tankstation rendabel te maken.
Om dit dilemma te doorbreken zijn er velerlei initiatieven die kleinschalig en vanuit verschillende organisaties bijdragen aan de oplossing voor dit probleem. Zo is het sinds enkele jaren mogelijk om een bedrijfsmatig, klein tankstation te installeren dat voor een bedrijf met enkele ‘eigen’ auto’s al interessant kan zijn. En omgekeerd zijn er overheidsorganisaties die nu investeren in waterstofauto’s en daarmee kunnen garanderen dat er afname komt bij grote(re) tankstations. Bij enkele gemeentes en de regio ‘het groene hart’ gaan binnenkort waterstofauto’s rijden; de koop is al gesloten.
Daarmee gaat het aantal tankstations met waterstof snel omhoog. Van twee stuks (Rotterdam en Eemshaven) naar minimaal vijf dit jaar (denHaag, Arnhem en Woerden). Dat aantal zal zeker groeien, want hiermee lijkt de vicieuze cirkel, of het kip-en-ei, doorbroken.