Op heel veel plekken in Nederland werken burgers, bedrijven en overheden samen om op lokaal niveau de energietransitie op gang te brengen. Werkgroepen van bewoners van een wijk die samen willen werken, beleidsmakers en procesbegeleiders die bedrijven en burgers ondersteunen, RES’en die opgesteld worden; Nederland komt in beweging.
Deze constatering an-sich zou tot tevredenheid moeten stemmen, toch? Tsja, daar zit voor mij echt een heel dubbel gevoel bij. Dat er beweging komt, is wat mij betreft wel echt een goede ontwikkeling. De beweging(en) die er komen, daarvan weet ik nog niet goed wat ik daarvan moet vinden. Gesprekken voeren over mogelijkheden om te verduurzamen lijkt me meer dan nuttig, als onderdeel van de beweging. Het voeren van deze gesprekken zonder dat er in de groep goede, onafhankelijke, betrouwbare kennis aanwezig is om uitspraken en uitkomsten aan te toetsen, dat is wat mij betreft helemaal niet ok.
Op wijkniveau kan er heel veel draagvlak zijn om bijvoorbeeld een warmtenet op lage temperatuur aan te leggen. In een naastgelegen wijk kan er heel veel draagvlak zijn om individueel met warmtepompen aan de slag te gaan. In weer een derde wijk die daar ook naast ligt, wil iedereen met zon-thermische panelen aan de gang om mee te verwarmen, de vierde wijk ziet waterstofgas als eindoplossing. Dit klinkt misschien vergezocht, tegelijkertijd is dit wat we nu horen in de praktijk, in gesprekken met bedrijven en overheden waarmee we projecten uitvoeren of voorbereiden.
Vanuit het ontwikkelen van draagvlak is het heel fijn dat zo’n lokale ontwikkeling ondersteund wordt.
Twintig van deze lokale ontwikkelingen naast elkaar, met elk een eigen oplossingsrichting, is wat mij betreft juist een heel onwenselijke richting; het inrichten en onderhouden van de onderhavige infrastructuur wordt zo goed als onmogelijk, omdat het zo goed als onbetaalbaar wordt. Onze huidige collectieve infrastructuur kan zo bestaan, omdat iedereen daar aan bij draagt, dat maakt het betaalbaar. Met drinkwater, riolering, aardgas en wisselspanning is het geheel aan infrastructuur in de ondergrond te overzien. Als nu per wijk een andere oplossing in de grond gestopt wordt, dan betekent dat niet per se, dat die specifieke oplossing ook lokaal bestaansrecht heeft in financieel-economische zin. Een oplossing op de achterkant van een bierviltje doorrekenen kan al duidelijk maken of al het enthousiasme van de buurt ook terecht is.
Ik wil heel graag een lans breken voor een inhoudelijke energiespecialist binnen overheden en bedrijven, die brede kennis heeft over warmte, gassen, elektriciteit, isoleren, elektrische mobiliteit en nog meer. Dit mogen ook best twee of drie mensen zijn, het gaat om het bijeen brengen van kennis. Nu zijn al deze domeinen vaak op zichzelf georganiseerd, er is geen overzicht. Juist met dit overzicht kan je gefundeerd beslissingen nemen. Zo kan je het draagvlak van burgers en bedrijven de steun geven die ze verdienen.
En misschien begint zo’n rol als energiespecialist wel met het besef dat we behoefte hebben aan goede kennis. En dat is moeilijk, want wie wil er nu op een cursus ‘Energietransitie voor dummies’. Nou, ik dus. Wie doet er met me mee?
Pepijn van Willigenburg
Voorzitter Stichting Gelijkspanning Nederland
Onderzoeker Lectoraat ‘Energy in Transition’